Heleen van Royen: Oetlul (Planet, 21/6/2003)
Het is gebeurd. Het kon niet uitblijven. Het succes van Godin van de jacht, de onverbiddelijke megaseller, is naar mijn hoofd gestegen. Ik ben ontspoord. Na de Godess of the Hunt Tour 2003 stond ik overal op 1: bij Ako, Bruna, Libris, de Bijenkorf, Bol.Com: noem alle top tienen maar op, nummertje 1, dat was ik. Nationale nummer 2 was Martin Verkerk, die werd in een open auto door Alphen gereden. In Almere: niets van dit alles. Geen limo, geen ereburgerschap van de stad, noppes. Na rijp beraad besloot ik mezelf in het nachtleven een 24-uurs huldiging te geven. Het eindigde ermee dat ik in een jazzcafé een man op zijn bek sloeg, terwijl Hans Teeuwen en een niet nader te noemen Blondine toekeken. Laat ik beginnen bij het begin. De Blondine en ik gingen naar een try-out van Hans Teeuwen, de niet meer zo jonge, doch veelbelovende cabaretier, die trekken vertoont van een hazenwindhond, zeker als je hem achterin de auto zet en hij dat spitse snuitje van hem tussen de stoelen steekt. Net neergestreken op rij 13 in het Zaantheater werden we aangeschoten door iemand van de crew. Hij had een sikje. ‘Zijn jullie fans?’ Mijn Blondine begon al ijverig te knikken. Ik maande haar tot zwijgen. ‘Dat hangt van de voorstelling af,’ zei ik uit de hoogte. ‘Jullie kunnen na de show in zijn kleedkamer komen. Als de man in de stemming is, tenminste. Ik zoek jullie wel op.’ Hij zei het echt: de man. Alsof de dwerg uit Minneapolis himself ons had ontboden. Het kon niet anders dan een grap zijn. We bedachten een tegenzet. ‘We zeggen straks dat we de man best willen bevredigen, maar dat we de voorstelling ruk vonden. En dat we geen mooi weer gaan spelen. Dus als-ie daartegen kan, gaat het feest door, anders niet.’ Tevreden leunden we achterover.

Al snel rezen er twee problemen. Ten eerste was de show verre van ruk en ten tweede was de sik na afloop nergens te bekennen. En dat terwijl de Blondine en ik ready, willing and able waren om Hans Teeuwen een goede beurt te geven. Van voor naar achter, van links naar rechts, als iemand het had verdiend, dan hij, het kleine genie uit Brabant. Het kwam goed. We troffen Teeuwen in het Zaantheatercafé, waar hij zegge en schrijven nul drankjes van de zaak kreeg. Sterker, na drie door de artiest betaalde rondjes werd de tap voor zijn neus dichtgegooid. ‘Ik heb hier net opgetreden,’ probeerde hij nog. Tevergeefs. Op naar Amsterdam. We eindigden in een jazztent, waar Teeuwen werd belaagd door een fan, die zich ontpopte van plakkerig tot strontvervelend. ‘Ik ben wel geïnteresseerd in jou, maar jij niet in mij. Ik doe aardig tegen jou, maar jij niet tegen mij,’ was de zeurderige kern van zijn verhaal. ‘En ik snap niet hoe jij een vrouw als Kim van Kooten hebt kunnen laten lopen.’ ‘Ik heb zin om hem op zijn bek te slaan,’ fluisterde ik tegen Hans. Dat ving de oetlul op. ‘Sla me maar,’ zei hij met een domme grijns. ‘Hou me tegen, ik ben aan het ontsporen,’ smeekte ik Hans. ‘Sla me dan,’ lalde de oetlul weer. ‘Sla me. Toe dan.’ Driemaal is scheepsrecht. Ik haalde uit. Mijn vuist trof hem vol op zijn kaak. Drie monden zakten open: die van Hans, die van de Blondine en die van de oetlul. Nog was hij niet weg. Hij bleef zieken, nu vast van plan onze avond volledig te verknallen. Deze oetlul had de verkeerde dame uitgekozen. Eentje die middenin haar eigen huldiging zat. Ik wenkte een personeelslid en liet hem de tent uitzetten. Eigen schuld, dikke bult. Helaas waren de Blondine en ik te upset om Hans nog te bevredigen. En ik ben na mijn privé-huldiging erg toe aan vakantie. Zaterdag 16 augustus terug. Dag lieverds.
(< Ga terug)