De verwarring van Hans Teeuwen (Vrij Nederland, Coen Verbraak, '98)
Na bijna tweehonderd voorstellingen van Met een breierdeck liep hij vorig jaar op een avond na twintig minuten opeens het toneel af, om daarna niet meer terug te keren. Toen er vervolgens ook geen nieuw programma uit zijn pen vloeide en de complete toernee -alle zalen waren al geboekt- moest worden afgelast, gingen de verhalen rond; Hans Teeuwen zou doorgedraaid zijn, ingestort. Gek geworden, opgenomen in een psychiatrische inrichting. Uiteindelijk deed zelfs het hardnekkige gerucht de ronde dat hij zelfmoord zou hebben gepleegd. Maar zo van dichtbij, aan de andere kant van de restauranttafel, maakt Hans Teeuwen (31) geen overleden indruk. De groene ogen staan helder, en hij formuleert trefzeker, op een volume dat tafels verder nog te horen moet zijn.

Hij houdt er ook nog steeds van om verwarring te zaaien. Wanneer zich een oude dame aan onze tafel meldt met de vraag of zij misschien heel even onze menukaart mag lenen, draait Teeuwen zich met een nijdige ruk naar haar om. 'Wat krijgen we nou? Onze kaart lenen? Geen sprake van. Wat dénkt u wel Het zou toch één grote troep worden als we allemaal maar onze kaarten gaan uitlenen.' Om de verbijsterde vrouw daarna met een allercharmantste glimlach alsnog de kaart aan te reiken. Alleen zijn haar is aanmerkelijk korter dan vroeger. Want voor zijn rol in de film Jezus is een Palestijn moest hij dagelijks volledig kaalgeschoren worden. 'En daarna waren ze nog een uur bezig met het aanbrengen van piercings, een staart en een snor.'

Teeuwen speelt in Jezus is een Palestijn de rol van Ramses, een jongen die deel uitmaakt van een sektarische landbouwcommune in Limburg, die piercing als belijdingsvorm gebruikt. Wanneer Ramses door een Hindoestaanse goeroe officieel is ingewijd tot priester, komt zijn zus Natasja (gespeeld door Teeuwens partner Kim van Kooten) haar broer ophalen omdat hun vader op sterven ligt. Eenmaal bij het ziekenhuisbed van hun vader, blijkt de man helemaal niet stervende; hij houdt zich schijndood, in afwachting van de komst van de Messias, in het jaar 2000. 'Het klinkt zo misschien ingewikkeld, maar in de film is het glashelder', zegt Teeuwen. 'Het verhaal is tamelijk absurd, maar verdrinkt niet in de bizarriteiten. Er zitten gehandicapten in, dwergen en mensen met één been, maar het is absoluut geen freakshow. Alles in de film heeft een functie.'

Hij kwam bij de productie terecht via zijn vriendin. Kim van Kooten was zelf al voor de film gevraagd, toen ze hoorde dat de regisseur nog op zoek was naar een mannelijke hoofdrolspeler. Teeuwen had al eerder auditie gedaan voor films, onder meer voor de rol van Katadreuffe in Karakter. Maar dat was geen succes geweest. 'In die tijd blowde ik nog veel. Tijdens dat voorspelen was ik duf, nog een beetje stoned van de vorige dag. Ik was niet fris genoeg om de scènes behoorlijk te kunnen spelen.' Bij de auditie voor Jezus is een Palestijn ging het beter. Veel beter. 'Lodewijk interviewde mij over m'n rol. Ging vragen stellen: "bij wat voor sekte zit je dan? En waarom gebruiken jullie piercings?" Uit het script had ik opgemaakt dat het een teruggetrokken, zwijgzame jongen moest zijn. Iemand die nooit veel over die sekte zou loslaten. Dus ik zei vrijwel niks, zat alleen een beetje vaag te kijken. Lodewijk moet op dat moment gedacht hebben dat ik niks wist te verzinnen. Pas nadat hij het teruggezien had op video, belde hij op dat hij enthousiast was, en dat ik de rol kreeg.'

Het was in elk geval een rol waarvan Teeuwen wist dat hij 'm aankon. Een type waarin hij iets van zichzelf herkende. 'Niet dat ik ooit bij een sekte zou gaan, maar ik heb wel fases in mijn leven gehad waarin ik vrij introvert was. Dat kon ik dus wel spelen.' De opnames, begin dit jaar, namen een week of zes in beslag. Hij vond het 'een geweldige periode' Alleen wel zeer verschillend met zijn werk als cabaretier. 'Die voorstelling is een explosie van anderhalf uur, volledig naar je eigen inzicht. Hier moest je heel lang wachten, samen met anderen, om af en toe een minuut te spelen.' Het acteren zelf ging hem redelijk af. 'Met name de scènes waarin ik tekst had. Ik ben goed als ik tekst heb. Ik kan een tekst naturel uit mijn bek krijgen. Maar "stil spel", het ingeleefd acteren en op een bepaalde manier kijken, vond ik moeilijker. Daarin moest Lodewijk mij sturen. Als ik in een scène een deur moest openen, dacht ik: nou, gewoon effe die deur openmaken. Lodewijk legde dan uit dat je op zo'n moment ook in beeld bent en dus evengoed moet spelen. Je moet er voortdurend bij blijven, in die rol blijven. Dat was in het begin nogal wennen.'

Het samen spelen met Kim van Kooten was voor Teeuwen geen wonderlijke ervaring. Integendeel, het ging bijna vanzelf. 'Juist de scènes met haar vond ik ontzettend leuk. Die ruziescènes waren lekker om te doen. Je speelt broer en zus, die toch een zekere vertrouwdheid met elkaar hebben. Met Kim heb ik die vertrouwdheid. Dat ging heel vanzelfsprekend. We hebben thuis ook niets geoefend.' Het was wel spannend de film voor het eerst te zien, zegt Teeuwen. 'Het is raar om naar jezelf te kijken. Je bent voortdurend gefixeerd op "doe ik niet teveel, of is het juist te weinig?" Die eerste keer kun je onmogelijk om jezelf heen kijken. Na de eerste viewing wist ik ook niet of ik het een goede film vond. Pas bij de tweede keer dacht ik: ja, het is een heel leuke, originele en goedgemaakte film. Niet in een genre onder te brengen. Geen komedie, maar ook geen zwaar drama. Het is een mengelmoes van stijlen, maar toch geen vlees noch vis. Het is heel eigen, zoals bij de films van Van Warmerdam.'

Maar het spelen in films is voor Teeuwen 'hooguit iets ernaast. Cabaret blijft het voornaamste. Bovendien zijn er niet veel rollen die geschikt voor hem zijn, denkt hij. Film heeft met inleving te maken, met 'subtiel invoelen'. Dat is bij cabaret veel minder het geval. 'Op dat toneel voel ik niet zoveel, ik doe gewoon mijn ding. Dat kan niet anders; je speelt iets tweehonderd keer, dan kun je je niet elke keer in je materiaal inleven. Er zijn cabaretiers die op het toneel zogenaamd kwaad zijn. Ja sorry, maar daar geloof ik dus niets van. Misschien waren ze kwaad toen ze hun programma schreven, maar na tien keer spelen zijn ze dat natuurlijk allang niet meer.'

Hij zou naast cabaret misschien ook nog televisie kunnen doen. Drie jaar geleden heeft hij samen met Theo Maassen al eens proefopnames gemaakt. Het had een serie moeten worden voor de VARA, opgenomen met de verborgen camera. 'Het idee was erg leuk. Zaten Theo en ik bijvoorbeeld in een heel onopgeruimd huis. Lieten we drie klusjesmannen komen om dat huis een beetje op orde te brengen. Theo was zogenaamd mijn halfdebiele broer, waar ik met veel moeite voor zorgde. Hij was niet in staat om de functie van de verschillende ruimtes uit elkaar te houden. Hij deed zijn behoefte in de woonkamer, probeerde zich te douchen in de keuken en ging op de wc een boterham smeren. Allemaal waar die mannen bij waren. Die kwamen daarop heel lief met goedbedoelde ideeën. "Misschien moeten we wel bordjes maken met "keuken" erop. En dan zetten we erbij: Theo, hier moet je ETEN".'

Een ander programma speelde zich af in een wasserette. Teeuwen en Maassen speelden twee jongens die niet snapten hoe al die apparaten werken. 'Vertelden we aan een vrouw dat we voor dik tweehonderd gulden aan munten hadden gekocht en de hele middag al bezig waren om in allerlei verschillende machines onze was te stoppen.' Grinnikend: 'Die vrouw had zo met ons te doen; ze ging bijna die eigenaar te lijf, omdat hij zo smerig misbruik maakte van twee simpele zielen.' Het had in zijn ogen een leuke serie kunnen worden, maar uiteindelijk is het niet doorgegaan. En inmiddels zijn ze misschien wel te bekend om nog zoiets te kunnen doen. Hoewel hij zelf op straat bijna nooit herkend wordt. 'Mijn naam is waarschijnlijk bekender dan mijn kop.'

Hans Eduard Marie Teeuwen groeide op in een gezin van drie kinderen, in het Brabantse dorpje Budel. Zijn vader was sportleraar aan een middelbare school, zijn moeder speelde piano en zong in het kerkkoor van Budel. Teeuwen was een jaar of tien toen hij voor het eerst 'een grappenmaker' op televisie zag: Toon Hermans. Hij snapte nog niet alles, maar moest wel enorm om hem lachen. 'Ik vond vooral die grote gordijnen zo mooi, en die zaal met al die mensen. Ik kon het toen niet benoemen, maar ik voelde wel de magie van die ene man die zo'n hele zaal aan het lachen kon maken.' Zijn middelbare schooltijd werd een fiasco. Dat leren lukte 'm niet. 'Ik haalde mij daardoor veel problemen op de hals, omdat mijn vader leraar was op diezelfde school. Die hoorde alles. Om de haverklap kwamen er collega's naar hem toe: "moet je kijken wat Hans nu weer ingeleverd heeft". Dat was voor ons allebei een reden tot grote stress.'

Op z'n zeventiende -hij was net overgestapt van 4 MAVO naar 4 HAVO- ging hij van school. Besloot vervolgens op aandringen van zijn moeder zich aan te melden op het conservatorium. Maar terwijl hij tijdens de toelating zat te wachten, hoorde hij zijn voorganger 'zo verbijsterend goed' spelen dat hij zijn eigen voorspeelbeurt niet durfde af te wachten en voortijdig vertrok. 'Mijn moeder zat in de auto te wachten. Ze was echt razend op me.' Hij werd korte tijd later aangenomen bij Herman Teirlinck, de toneelopleiding in Antwerpen, maar na anderhalve week 'keihard en gedisciplineerd werken' raakte hij overspannen en ging van school. Teeuwen zwierf rond, belandde in de junkenscene in Weert. 'Maar ik was zelf absoluut geen junk. Ik blowde wel en gebruikte soms wat, maar ik wilde niet afglijden. Ik wilde vooral dingen meemaken, en in dat milieu gebeurden af en toe spectaculaire dingen.'

Na een jaar begonnen 'die slappe lulgesprekken' hem toch de keel uit te hangen. Hij deed auditie op de toneelschool in Eindhoven en werd aangenomen. Daar stond hij voor het eerst op het toneel, met een zelfgeschreven kerstliedje. Het werd een daverend succes, vertelt Teeuwen, op een manier alsof het een mystieke ervaring betreft. ' Ik merkte zodra ik het podium opkwam dat er in die zaal direct een soort spanning was. Ik voelde: dit is mijn plek. Dit is wat je moet doen. Dat was een bijna orgastisch geluksgevoel. Ik ben er twee dagen high van geweest. ' Via de toneelschool kwam hij in 1991 in contact met Roland Smeenk. Ze besloten een duo te vormen en zich in te schrijven voor Cameretten. 'Dat kon nog net, het was één dag voordat de inschrijving sloot.' Na vier repetities hadden Teeuwen en Smeenk een geïmproviseerd programma van een half uur bij elkaar, dat vervolgens tijdens de workshops van Cameretten nog enigszins werd bijgeschaafd. Jury, pers en publiek bleken zeer onder de indruk, en het duo won het festival.

Als hij er nu op terugkijkt, valt Teeuwen op hoe goed Smeenk en hij eigenlijk bij elkaar pasten. 'We waren een heel goed duo. Ik had toen nog echt iemand nodig naast mij. Niet alleen artistiek, maar ook als steun. Roland had bovendien een grote muzikale inbreng. In muzikaal opzicht heb ik veel van hem geleerd Hij was heel doortastend; kon goed organiseren. Hij bepaalde ook de volgorde binnen ons programma.' Een dik half jaar na Cameretten hadden ze hun eerste avondvullende programma af: Heist . Ze waren er allebei erg tevreden over. 'Het was nog niet helemaal af, maar we voelden dat het een heel goed programma kon worden.'

'De laatste avond, precies een jaar nadat we Cameretten hadden gewonnen, speelden we Heist tijdens een besloten voorstelling voor een bedrijf. Toen hebben we de halve zaal nog weggejaagd. Het programma begon namelijk heel rustig, maar het werd steeds grover en grover. Daar waren die mensen totaal niet van gediend. En wij lachten ons ondertussen kapot.' Het was noodweer toen ze na afloop terugreden. Storm en regen. Dat is ook het enige dat Teeuwen erover kwijt wil. Want die nacht, op de snelweg, kregen ze een auto-ongeluk, dat Smeenk het leven kostte. 'Ik hoorde het in het ziekenhuis, kon het eerst ook niet geloven. Het is zoiets extreems dat het bijna abstract is. Het is teveel om te kunnen bevatten. Maar het stond voor mij wel al vrij snel vast dat ik door wilde. Alleen, niet met iemand anders. Het heeft noodgedwongen de solist in mij wakker gemaakt.'

In 1993 debuteerde hij met het soloprogramma Hard en Zielig. Het werd een staalkaart van zijn veelzijdigheid; negentig minuten lang van het ene verhaal in het andere liedje schietend, vaak binnen tien seconden overschakelend van poëtisch en breekbaar naar keihard en grof. (Contactadvertentie: "ïntegere Brabantse jongen zoekt zieke non om in de bek te schijten").De voorstelling kreeg juichende recensies: hier stond de grote cabaretbelofte. Het succes van Hard en Zielig was zo groot, dat het programma halverwege de toernee van de kleine zalen werd overgeboekt naar de grote schouwburgzalen. Teeuwen was zelf nauwelijks verbaasd over alle lof. 'Het was eerder een bevestiging van wat ik zelf al dacht. Vanaf het moment dat ik een voet op het podium zette, had ik succes. Omdat het klopt wat ik doe. Ik hoor daar thuis. Het publiek voelt dat het deugt, dat ik er sta. Er zijn cabaretiers bij wie het niet klopt. Ze zijn er eigenlijk niet voor in de wieg gelegd, maar door heel hard te werken hebben ze zich toch een plaats weten te veroveren. Ze vechten zich een weg ernaar toe. Dat gevecht heb ik nooit hoeven leveren.'

'Door dat spelen en het succes werd ik rustiger. Voordien was ik heel druk en onrustig. In gezelschap wilde ik altijd de boventoon voeren. Ik was luidruchtig, maakte voortdurend grappen. Dat kon ik opeens op het toneel kwijt. Dit werk was voor mij een lot uit de loterij. Want: behalve dit kan ik helemaal niets. Ik kon mezelf vroeger amper staande houden. In dat spelen vond ik ineens een soort bestaansrecht. Iets van: dit kan ik, en dit moet ik dus ook doen. Ik kon mij nu bewijzen, kon elke avond laten zijn hoe goed ik was.'

Twee jaar na zijn debuut volgde Met een Breierdeck. Ook dit programma kon weer op uitzinnige bijval rekenen. Het was volgens de recensenten zelfs nog beter dan Hard en Zielig. Maar de cabaretier zelf geeft nog steeds de voorkeur aan zijn eersteling. 'Dat tweede was nog iets grover en harder. Er zat veel sex en geweld in. Hard en Zielig was poëtischer, en zat als programma beter in elkaar. Bovendien zag het publiek mij toen voor het eerst. Ze konden zich nog laten overrompelen door iemand die ze niet kenden. Bij de tweede wisten ze al wat ze konden verwachten. Ze wilden ook het liefst weer hetzelfde zien. Net als bij kinderen; die willen ook iedere avond het liefst hetzelfde verhaaltje voorgelezen krijgen.'

Achteraf bezien zat Met een Breierdeck voor hemzelf misschien wel iets te dicht op Hard en Zielig. Drie weken nadat hij de laatste voorstelling van Hard en Zielig had gespeeld, begon hij al met de try outs van zijn volgende programma. Het werd al vrij snel te zwaar, vertelt Teeuwen. 'Ik was kapot, had teveel gespeeld. In het begin was dat spelen voor mij een heilig moeten. Maar halverwege Met een Breierdeck merkte ik dat het werk was geworden. Het bleek gewoon een beroep te zijn. Ik speelde niet meer uit bewijsdrift, maar alleen omdat ik toevallig geboekt stond. Wat moest ik voor mezelf dan nog bewijzen? Ik hád mij al bewezen. Ik kreeg een hekel aan alles: wéér een theater, wéér een kleedkamer. Als er in het begin om mij gelachen werd, gaf dat een geweldige kick. Maar later had ik die kick niet meer. Het deed mij allemaal niets meer. Kreeg je weer applaus, wéér een staande ovatie. Dan dacht ik alleen maar: het zal wel.' Tot hij er op een avond niet meer kon opbrengen en het toneel afliep. Het bleek het einde van de toernee.

Teeuwen wilde aanvankelijk even rust om daarna een derde programma te gaan schrijven. Maar die derde voorstelling kwam er niet. 'Ik had totaal geen inspiratie meer, en geen ideeën.' Het programma werd uitgesteld, opnieuw uitgesteld. En weer, en wéér. De geplande toernee moest uitteindelijk in zijn geheel worden afgeblazen. Hij had niet meer dan hooguit tien minuten aan materiaal bij elkaar weten te schrapen. Teeuwen: 'Het lukte niet, het kwam niet. Ik had niets meer te vertellen. Voor de eerste programma's had ik kunnen putten uit een overvloed aan ideeën die zich in al die jaren daarvoor hadden opgestapeld. Zoiets kun je maar twee programma's doen. Daarna moet je er keihard voor werken. Dat was nieuw voor mij.'

De mensen om hem heen probeerden hem wel te helpen. Dagenlang heeft hij met zijn regisseur Pieter Bouwman aan een tafel gezeten. Maar ja, het moest uiteindelijk toch uit hemzelf komen, besefte Teeuwen. 'Als ik geen ideeën heb, is er ook niks om aan te werken.' Hij had het geluk dat hij zich financieel een rustperiode kon veroorloven. Het was in het begin ook wel lekker, vond hij, 'om even niet te hoeven.' Maar na een tijd werd het moeilijk om zijn dagen nog te vullen. 'Mijn dag bestond uit: uitslapen, eten, wandelen, films kijken. Dat was het wel zo'n beetje.' Daarnaast sloeg de paniek toe. Want voor iemand die niets anders kan, is een blijvende artistieke drooglegging uiteindelijk rampzalig. 'Na de snelheid waarmee ik mijn eerste programma's gemaakt had lag een terugslag voor de hand. Dat besefte ik wel. Maar het werd toch behoorlijk angstaanjagend. Want ja, wat moest ik doen als dit niet meer lukte?'

Ondertussen was de geruchtenstroom op gang gekomen: Teeuwen zou ingestort zijn, depressief, psychotisch. Opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis, zelfmoord hebben gepleegd. 'De geruchten kwamen uit de omgeving van Eindhoven, ontdekte mijn impresariaat. Misschien zat er daar wel een Hans Teeuwen in een kliniek.' Hij moest wel om die verhalen lachen, zegt hij. Ér werd zelfs over geschreven in de Volkskrant.' Ik vraag wat er van klopte. Nou, niet veel. Hij was in elk geval niet opgenomen, maar gewoon thuis in Amsterdam. Hij was evenmin verslaafd. 'En ik heb ook geen zelfmoord gepleegd.' Wat er wel aan de hand was houdt hij liever voor zich. 'Dat gaat niemand iets aan.' Laat hij het erop houden dat hij 'een verdomd moeilijke periode' heeft gehad, met een paar inzinkingen. Hij blowde in die tijd bovendien meer dan goed voor hem was, en kreeg black outs. Dat is inmiddels verleden tijd: hij blowt niet meer, en is in elk opzicht weer volledig op de been.

Vier maanden geleden is hij begonnen met het schrijven van een nieuw programma. Hij moest wel, zegt Teeuwen grijnzend. 'Anders had ik mijn huis uit gemoeten.' Het was niet alleen een geldkwestie. 'Het ging zonder spelen gewoon niet goed met mij. Als ik niet speel, weet ik absoluut niet wat ik anders moet doen. Van alle kanten was er een soort noodzaak om weer te gaan spelen.' Hij heeft nu -half december-.na zo'n vijftien merendeels zeer succesvolle "werkvoorstellingen" een programma van tachtig minuten bijeen. Nog een paar nummers erbij en hij durft over 'echte try outs' te spreken. Een titel voor het programma heeft hij nog niet. Het wordt waarschijnlijk Trui.

Teeuwen beschouwt het als een overwinning dat hij zijn materiaal in zo'n korte tijd heeft weten te schrijven. 'Er waren weken bij dat ik elke dag een nummer schreef. Ik bleek het dus nog te kunnen. En ik heb heel veel steun van Kees (van Kooten) gekregen. Ik las mijn materiaal steeds aan hem voor, waarna hij zijn mening gaf. Wel kritisch, maar als hij iets goed vond, dan liet-ie dat heel duidelijk blijken. Hij heeft mij weer wat zelfvertrouwen gegeven. Datzelfde geldt voor Kim. Die is altijd bij mij geweest. Als ik in de moeilijke tijd alleen zou zijn geweest, zou ik mij geen raad hebben geweten. In zekere zin is zij mijn redding geweest.'

Het viel niet mee om voor het eerst sinds anderhalf jaar weer het toneel op te gaan. Teeuwen durfde niet, was dodelijk nerveus. 'Ze hebben de eerste voorstellingen echt als gekken op mij in moeten praten: "Hans, ga het toneel op". Bijna Hans Dorrestijn-achtige taferelen. Ik was bang dat ik op het toneel onwel zou worden, over zou geven. Ja serieus, ik was ervan overtuigd dat ik bij het eerste woord over m'n nek zou gaan. Dat wordt een Pavlov-reactie: uit angst voor kokneigingen krijg je automatisch kokneigingen.' Hij heeft het overwonnen met behulp van kalmeringsmiddelen. 'Binnenkort stop ik daar weer mee. Ik voel zo langzamerhand de rust weer terugkomen die ik vroeger op dat toneel had.'

Inhoudelijk is z'n programma veranderd, in vergelijking met de vorige twee. Hij doet nog steeds stemmetjes en typetjes, maar het gaat volgens Teeuwen, 'over andere dingen'. 'Ik had geen zin om opnieuw een programma over geweld te maken. Dat past niet meer bij mij. Dat is een afgesloten periode. Er zitten nu opvallend veel losers in, mensen die iets willen zijn wat ze niet zijn. Die met frustraties kampen of zelf niet eens door hebben dat ze in een fantasiewereld leven. Eigenlijk gaat dit programma over "mensen die falen". Vermoedelijk omdat ik zelf de afgelopen tijd gezien heb hoe het is om te wankelen. Ik heb het laatste jaar zelf vaak het gevoel gehad van: kom ik ooit nog terug? Krijg ik ooit nog een nieuw programma voor elkaar? Kán ik het eigenlijk nog wel? De teloorgang naar "helemaal niets meer kunnen" was opeens griezelig dichtbij. Als je nog bezig bent met een goed programma ben je helemaal de man. Maar als het opeens niet meer gaat, komen de twijfels en de onzekerheid.'

En hij is ook niet meer zo kwáád als een paar jaar terug. Teeuwen: 'Vroeger had ik ontzettend veel agressie in mij, die zich richtte tegen spullen. Ik weet nog dat we in de tijd van Breierdeck naar een optreden reden en in de file terechtkwamen. Daar werd ik zo verschrikkelijk agressief van dat ik een heel dashboard in elkaar trapte. Op het randje van overspannenheid.' Misschien was het ook wel verwend gedrag, erkent hij. 'Omdat ik eraan gewend was geraakt om succes te hebben, was ik niet tegen tegenslag bestand. Ik heb voor dat succes geen enkele strijd hoeven leveren. Oké, ik heb hard moeten werken, maar dat is niets in vergelijking met sommige collega's. In die zin is het afgelopen jaar ook wel goed voor mij geweest. Ik heb gezien dat ik zelf kan falen, dat je voor je het in de gaten hebt aan de rand van de afgrond kunt belanden. Dat ravijn is veel dichterbij dan je denkt.'

'Nu ik weer speel is mijn leven overzichtelijker geworden. Mjn dag heeft weer structuur. Ik heb iets om aan te werken, om naartoe te leven. Tijdens het schrijven of het spelen voel je je kracht. Maar als je niet speelt, sta je niet meer in contact met je talent. Dat ben je gewoon een lullig mannetje, een suffe luilak die 's morgens opstaat, drie keer per dag moet eten en 's avonds weer z'n nest inrolt. Verder is je leven leeg. Nu ik weer speel, krijg ik impulsen, maak ik weer wat mee.' Hij acht het onwaarschijnlijk dat hij zijn ervaringen van de afgelopen periode ooit in een voorstelling zal verwerken. Daarvoor is het te persoonlijk. Bovendien zit er te weinig komedie in. 'Het moet wel leuk blijven.' Sowieso is hij geen cabaretier die veel van zichzelf laat zien. Hij actéért op dat toneel. 'Ik ben veel meer een acteur dan bijvoorbeeld Freek of Youp. Ik zet personages neer, ik speel. Meer dan dat ik vanuit mezelf verhalen vertel. Soms probeer ik het als mezelf, maar dan komt het toch niet uit de verf. Dan wordt het opeens zo opgelegd geëngageerd en moralistisch. Daar zit niemand op te wachten.'

Het gaat hem in zijn programma's ook niet om het uitventen van maatschappelijk engagement. Hij is nou eenmaal van een heel andere generatie dan collega's als De Jonge en Van 't Hek. 'Die hebben de jaren vijftig en zestig meegemaakt: de jaren van de wederopbouw en van idealen. Mijn generatie groeide op in een wereld waarvan duidelijk was dat het nooit meer goed zou komen. Van meet af aan wisten wij dat het al verpest was. Het is heel moeilijk om dan nog idealen te hebben, en die uit te dragen. Ik kan op dat toneel wel gaan roepen dat ik tegen martelen ben, maar dat zet geen zoden aan de dijk. In het theater preek je voor eigen parochie, voor mensen die toch wel de krant lezen. Mensen een mening voorschotelen -hoe oprecht en goedbedoeld ook- is niet interessant. Het hoogst haalbare voor een cabaretier is: mensen in verwarring brengen, zodat ze denkend naar buiten gaan. Als je iets maakt vanuit de wil om "iets moois" te maken, iets dat kwaliteit heeft, is dat op zichzelf al een statement. Mijn enige ideaal is dat ik mijzelf niet verloochen. Want onverschilligheid mag niet ontaarden in principeloosheid. Ik wil trouw blijven aan wat ik vind, trouw blijven aan mijn talent. Alleen sta ik nu niet meer op dat toneel om mijn bestaansrecht af te dwingen. Ik doe het omdat het gewoon het beste is wat ik kan.'


(< Ga terug)